Vertaling van napluizen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
uitpluizen, napluizen {ww.}
uitpluizen
napluizen {ww.}
napluizen {ww.}
ik zal napluizen
jij zult napluizen
hij/zij/het zal napluizen
ik zal uitpluizen
jij zult uitpluizen
hij/zij/het zal uitpluizen
» meer vervoegingen van uitpluizen
Een scherpzinnig iemand hebben wij nodig, die moet uitpluizen wat zijn medeburgers denken
Een scherpzinnig iemand hebben wij nodig, die moet uitpluizen wat zijn medeburgers denken
uitvorsen, vorsen, uitvlooien, uitvogelen, uitpuzzelen, uitvissen, uitplussen, uitdokteren, navlooien, napluizen, uitzoeken {ww.}
uitvorsen
vorsen
uitvlooien
uitvogelen
uitpuzzelen
uitvissen
uitplussen
uitdokteren
navlooien
napluizen
uitzoeken {ww.}
vorsen
uitvlooien
uitvogelen
uitpuzzelen
uitvissen
uitplussen
uitdokteren
navlooien
napluizen
uitzoeken {ww.}
ik zal napluizen
ik zou napluizen
jij zult napluizen
ik zal uitvorsen
ik zou uitvorsen
jij zult uitvorsen
» meer vervoegingen van uitvorsen