Vertaling van uitplussen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
uitvorsen, vorsen, uitvlooien, uitvogelen, uitpuzzelen, uitvissen, uitplussen, uitdokteren, navlooien, napluizen, uitzoeken {ww.}
uitvorsen
vorsen
uitvlooien
uitvogelen
uitpuzzelen
uitvissen
uitplussen
uitdokteren
navlooien
napluizen
uitzoeken {ww.}

ik zal napluizen
ik zou napluizen
jij zult napluizen

ik zal uitvorsen
ik zou uitvorsen
jij zult uitvorsen
» meer vervoegingen van uitvorsen



Gerelateerd aan uitplussen

uitvorsen - vorsen - uitvlooien - uitvogelen - uitpuzzelen - uitvissen - uitdokteren - navlooien - napluizen - uitzoekenonderzoeken