Vertaling van onenigheid

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
verdeeldheid [v], onenigheid [v] {zn.}
verdeeldheid [v]
onenigheid [v] {zn.}
meningsverschil, weigering [v], geschil, onenigheid [v] {zn.}
meningsverschil
weigering [v]
geschil
onenigheid [v] {zn.}
verdeling, woordenstrijd [m] (de ~), woordenwisseling [v] (de ~), strubbeling, strubbelingen, ruptuur, onenigheid [v] (de ~), geschil [o] (het ~), controverse [v] (de ~), meningsverschil [o] (het ~) {zn.}
verdeling
woordenstrijd [m] (de ~)
woordenwisseling [v] (de ~)
strubbeling
strubbelingen
ruptuur
onenigheid [v] (de ~)
geschil [o] (het ~)
controverse [v] (de ~)
meningsverschil [o] (het ~) {zn.}
Terrorisme is het belangrijkste factor voor de verdeling van een land en het ontstaan van autonome regio's.
Terrorisme is het belangrijkste factor voor de verdeling van een land en het ontstaan van autonome regio's.
kwestie, ruzie [v] (de ~), herrie [m] (de ~), mot [m] (de ~), twist [m] (de ~), trammelant [m] (de/het ~), stront, onmin [m] (de ~), bonje [m] (de ~), onaangenaamheid, onaangenaamheden, kift [m] (de ~), kif, disharmonie [v] (de ~), onvrede [m] (de ~), heibel [m] (de ~), onenigheid {zn.}
kwestie
ruzie [v] (de ~)
herrie [m] (de ~)
mot [m] (de ~)
twist [m] (de ~)
trammelant [m] (de/het ~)
stront
onmin [m] (de ~)
bonje [m] (de ~)
onaangenaamheid
onaangenaamheden
kift [m] (de ~)
kif
disharmonie [v] (de ~)
onvrede [m] (de ~)
heibel [m] (de ~)
onenigheid {zn.}
Hij klaagde over de herrie.
Hij klaagde over de herrie.
Hij hunkert altijd naar ruzie.
Hij hunkert altijd naar ruzie.