Vertaling van mot

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
mot [v] {zn.}
mot [v] {zn.}
ruzie [v], strijd, herrie [v], tweespalt, onmin, mot, geschil {zn.}
ruzie [v]
strijd
herrie [v]
tweespalt
onmin
mot
geschil {zn.}
Hij klaagde over de herrie.
Hij klaagde over de herrie.
Hij hunkert altijd naar ruzie.
Hij hunkert altijd naar ruzie.
nachtvlinder, mot {zn.}
nachtvlinder
mot {zn.}
mot [m] (de ~), schaafsel {zn.}
mot [m] (de ~)
schaafsel {zn.}
kwestie, ruzie [v] (de ~), herrie [m] (de ~), mot [m] (de ~), twist [m] (de ~), trammelant [m] (de/het ~), stront, onmin [m] (de ~), bonje [m] (de ~), onaangenaamheid, onaangenaamheden, kift [m] (de ~), kif, disharmonie [v] (de ~), onvrede [m] (de ~), heibel [m] (de ~), onenigheid {zn.}
kwestie
ruzie [v] (de ~)
herrie [m] (de ~)
mot [m] (de ~)
twist [m] (de ~)
trammelant [m] (de/het ~)
stront
onmin [m] (de ~)
bonje [m] (de ~)
onaangenaamheid
onaangenaamheden
kift [m] (de ~)
kif
disharmonie [v] (de ~)
onvrede [m] (de ~)
heibel [m] (de ~)
onenigheid {zn.}
Ze maken veel ruzie, maar voor het grootste deel schieten ze goed met elkaar op.
Ze maken veel ruzie, maar voor het grootste deel schieten ze goed met elkaar op.
Het leek erop dat de ruzie eindelijk uitgepraat zou worden, toen Mark olie op het vuur gooide door te beginnen over de vraag wie de schuldige was.
Het leek erop dat de ruzie eindelijk uitgepraat zou worden, toen Mark olie op het vuur gooide door te beginnen over de vraag wie de schuldige was.
motten, miezeren, druilen, miezelen, motregenen {ww.}
motten
miezeren
druilen
miezelen
motregenen {ww.}

ik druil
jij druilt
hij/zij/het druilt

ik mot
jij mot
hij/zij/het mot
» meer vervoegingen van motten

moeten, willen, motten {ww.}
moeten
willen
motten {ww.}

ik moet
jij moet
hij/zij/het moet

ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten

Ik vermoed, dat achter alles wat we doen moeten, wel iets zit, wat we doen willen...
Ik vermoed, dat achter alles wat we doen moeten, wel iets zit, wat we doen willen...
We willen volledige zinnen.
We willen volledige zinnen.