Vertaling van provoceren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
provoceren, uitlokken {ww.}
provoceren
uitlokken {ww.}

ik provoceer
jij provoceert
hij/zij/het provoceert

ik provoceer
jij provoceert
hij/zij/het provoceert
» meer vervoegingen van provoceren

tergen, uittarten, uitlokken, uitdagen, tarten, provoceren {ww.}
tergen
uittarten
uitlokken
uitdagen
tarten
provoceren {ww.}

ik provoceer
jij provoceert
hij/zij/het provoceert

ik terg
jij tergt
hij/zij/het tergt
» meer vervoegingen van tergen

Niemand zal me ongestraft tergen
Niemand zal me ongestraft tergen
voeren, stangen, provoceren {ww.}
voeren
stangen
provoceren {ww.}

ik provoceer
jij provoceert
hij/zij/het provoceert

ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren

Laat mij het woord voeren.
Laat mij het woord voeren.
Wij voeren koffie in uit Brazilië.
Wij voeren koffie in uit Brazilië.


Gerelateerd aan provoceren

uitlokken - tergen - uittarten - uitdagen - tarten - voeren - stangenstichten - uitdagen