Vertaling van voeren
vervoeren
transporteren
overbrengen {ww.}
ik overbreng
jij overbrengt
hij/zij/het overbrengt
ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren
ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren
te eten geven
voederen
spijzigen {ww.}
ik spijzig
jij spijzigt
hij/zij/het spijzigt
ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren
voeren
leiden
besturen
geleiden {ww.}
ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt
» meer vervoegingen van brengen
dragen
voeren
voorhebben {ww.}
ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt
ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt
» meer vervoegingen van brengen
rijden
varen
karren {ww.}
ik ging
jij ging
hij/zij/het ging
ik ging
jij ging
hij/zij/het ging
» meer vervoegingen van gaan
ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
» meer vervoegingen van varen
ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
» meer vervoegingen van varen
Voorbeelden in zinsverband
Laat mij het woord voeren.
Laat mij het woord voeren.
Wij voeren koffie in uit Brazilië.
Wij voeren koffie in uit Brazilië.
Dokters weigerden om een tweede operatie uit te voeren.
Dokters weigerden om een tweede operatie uit te voeren.
Het is een goed idee, maar moeilijk om uit te voeren.
Het is een goed idee, maar moeilijk om uit te voeren.
Ze was niet rijk genoeg om haar hond elke dag vlees te voeren.
Ze was niet rijk genoeg om haar hond elke dag vlees te voeren.
Hij was zo vriendelijk ons met zijn boot naar het eiland te voeren.
Hij was zo vriendelijk ons met zijn boot naar het eiland te voeren.