Vertaling van dragen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
dragen, steunen, ondersteunen, schragen, ruggesteunen, schoren {ww.}
dragen
steunen
ondersteunen
schragen
ruggesteunen
schoren {ww.}

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

Katten dragen geen halsband.
Katten dragen geen halsband.
Ik heb het aangedurfd zijn mening te steunen.
Ik heb het aangedurfd zijn mening te steunen.
dragen, voorhebben, ophebben, aanhebben {ww.}
dragen
voorhebben
ophebben
aanhebben {ww.}

ik heb aan
jij hebt aan
hij/zij/het heeft aan

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

Zal ik uw jas dragen?
Zal ik uw jas dragen?
We moeten een uniform dragen op school.
We moeten een uniform dragen op school.
dragen, verdragen, uithouden, naar buiten brengen {ww.}
dragen
verdragen
uithouden
naar buiten brengen {ww.}

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

Ik kan het niet meer uithouden.
Ik kan het niet meer uithouden.
Verdragen kan onverdraaglijk zijn.
Verdragen kan onverdraaglijk zijn.
dragen, verdragen, velen, incasseren, harden, verduren, gedogen, dulden {ww.}
dragen
verdragen
velen
incasseren
harden
verduren
gedogen
dulden {ww.}

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

Velen verloren hun huis na de aardbeving.
Velen verloren hun huis na de aardbeving.
Velen zijn geroepen, slechts weinig uitverkoren
Velen zijn geroepen, slechts weinig uitverkoren
dragen {ww.}
dragen {ww.}

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

Ik kan deze koffer niet zelf dragen.
Ik kan deze koffer niet zelf dragen.
Je onderzoek zal zeker vruchten dragen.
Je onderzoek zal zeker vruchten dragen.
dragen {ww.}
dragen {ww.}

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
brengen
dragen
voeren
voorhebben {ww.}

ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt

ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt
» meer vervoegingen van brengen

dragen {ww.}
dragen {ww.}

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

dragen {ww.}
dragen {ww.}

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

dragen, ondersteunen {ww.}
dragen
ondersteunen {ww.}

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt

ik draag
jij draagt
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Katten dragen geen halsband.

Katten dragen geen halsband.

Zal ik uw jas dragen?

Zal ik uw jas dragen?

We moeten een uniform dragen op school.

We moeten een uniform dragen op school.

Ik kan deze koffer niet zelf dragen.

Ik kan deze koffer niet zelf dragen.

Je onderzoek zal zeker vruchten dragen.

Je onderzoek zal zeker vruchten dragen.

Ik hielp hem zijn bagage naar boven te dragen.

Ik hielp hem zijn bagage naar boven te dragen.

We zijn het gewend om schoenen te dragen.

We zijn het gewend om schoenen te dragen.

Moet ik een stropdas naar het werk dragen?

Moet ik een stropdas naar het werk dragen?

Ik hou er niet van schoenen zonder sokken te dragen.

Ik hou er niet van schoenen zonder sokken te dragen.

Dragen van een mondkapje is verplicht.

Dragen van een mondkapje is verplicht.