Vertaling van rijden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
rijden {ww.}
rijden {ww.}

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt
» meer vervoegingen van rijden

Ik wil niet rijden.
Ik wil niet rijden.
Te snel rijden is gevaarlijk.
Te snel rijden is gevaarlijk.
rijden, vervoeren, chaufferen {ww.}
rijden
vervoeren
chaufferen {ww.}

ik chauffeer
jij chauffeert
hij/zij/het chauffeert

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt
» meer vervoegingen van rijden

Mijn grote broer kan rijden.
Mijn grote broer kan rijden.
Laten we naar het meer rijden.
Laten we naar het meer rijden.
gaan, rijden, varen, karren {ww.}
gaan
rijden
varen
karren {ww.}

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat
» meer vervoegingen van gaan

Ik kan auto rijden, maar Tom niet.
Ik kan auto rijden, maar Tom niet.
rijden {ww.}
rijden {ww.}

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt
» meer vervoegingen van rijden

rijden {ww.}
rijden {ww.}

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt
» meer vervoegingen van rijden

rijden {ww.}
rijden {ww.}

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt
» meer vervoegingen van rijden

rijden, omrijden, karren {ww.}
rijden
omrijden
karren {ww.}

ik kar
jij kart
hij/zij/het kart

ik rijd
jij rijdt
hij/zij/het rijdt
» meer vervoegingen van rijden

rijen {ww.}
rijen {ww.}

ik rijde
jij rijde
hij/zij/het rijde

ik rijde
jij rijde
hij/zij/het rijde
» meer vervoegingen van rijen

Hij groepeerde de meisjes in drie rijen.
Hij groepeerde de meisjes in drie rijen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik wil niet rijden.

Ik wil niet rijden.

Te snel rijden is gevaarlijk.

Te snel rijden is gevaarlijk.

Mijn grote broer kan rijden.

Mijn grote broer kan rijden.

Laten we naar het meer rijden.

Laten we naar het meer rijden.

Ik kan auto rijden, maar Tom niet.

Ik kan auto rijden, maar Tom niet.

Dronken rijden is een serieus probleem.

Dronken rijden is een serieus probleem.

In de meeste europese landen moeten auto's rechts rijden.

In de meeste europese landen moeten auto's rechts rijden.

Je moet niet rijden onder invloed van drank.

Je moet niet rijden onder invloed van drank.

Tom is te jong om auto te rijden.

Tom is te jong om auto te rijden.

Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.

Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.

De bestuurder werd bekeurd wegens te snel rijden.

De bestuurder werd bekeurd wegens te snel rijden.

Ik moet sneller rijden om de verloren tijd in te halen.

Ik moet sneller rijden om de verloren tijd in te halen.

Jim is het nog niet gewend van aan de linkerkant van de weg te rijden.

Jim is het nog niet gewend van aan de linkerkant van de weg te rijden.

Ik wil met de fiets rijden omdat ik ver van mijn school woon.

Ik wil met de fiets rijden omdat ik ver van mijn school woon.


Gerelateerd aan rijden

vervoeren - chaufferen - gaan - varen - karren - omrijden - rijenkarren - vervoeren - voortbewegen - berijden - verplaatsen - stellen