Vertaling van besturen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
besturen, beheren, toedienen, administreren, managen, bestieren {ww.}
besturen
beheren
toedienen
administreren
managen
bestieren {ww.}

ik administreer
jij administreert
hij/zij/het administreert

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
besturen, beheren, toedienen, administreren {ww.}
besturen
beheren
toedienen
administreren {ww.}

ik administreer
jij administreert
hij/zij/het administreert

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

Hij kan zijn eigen familie niet beheren, laat staan een natie!
Hij kan zijn eigen familie niet beheren, laat staan een natie!
besturen, regeren, aanvoeren {ww.}
besturen
regeren
aanvoeren {ww.}

ik voer aan
jij voert aan
hij/zij/het voert aan

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

besturen, huishouden, beheren {ww.}
besturen
huishouden
beheren {ww.}

ik beheer
jij beheert
hij/zij/het beheert

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

Het lijkt hier wel een huishouden van Jan Steen.
Het lijkt hier wel een huishouden van Jan Steen.
Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.
Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.
besturen, aansturen, regeren, heersen, de scepter zwaaien {ww.}
besturen
aansturen
regeren
heersen
de scepter zwaaien {ww.}

ik stuur aan
jij stuurt aan
hij/zij/het stuurt aan

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

besturen, sturen {ww.}
besturen
sturen {ww.}

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

besturen, loodsen, binnenbrengen {ww.}
besturen
loodsen
binnenbrengen {ww.}

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

sturen, besturen, richten, mennen, dirigeren {ww.}
sturen
besturen
richten
mennen
dirigeren {ww.}

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen

Kun je dat per e-mail sturen?
Kun je dat per e-mail sturen?
Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.
Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.
brengen, voeren, leiden, besturen, geleiden {ww.}
brengen
voeren
leiden
besturen
geleiden {ww.}

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt

ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt
» meer vervoegingen van brengen

Alle wegen leiden naar Rome.
Alle wegen leiden naar Rome.
Laat mij het woord voeren.
Laat mij het woord voeren.
bestuur (mv. besturen) [o] {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o] {zn.}
leiding, bestuur (mv. besturen) [o], directie [v] {zn.}
leiding
bestuur (mv. besturen) [o]
directie [v] {zn.}
machtsapparaat, gezagsapparaat, administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
machtsapparaat
gezagsapparaat
administratie [v]
beheer [o]
bestuur (mv. besturen) [o]
toediening [v] {zn.}
overheidsdienst [m] (de ~), administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
overheidsdienst [m] (de ~)
administratie [v]
beheer [o]
bestuur (mv. besturen) [o]
toediening [v] {zn.}
kaderpersoneel, bestuur (mv. besturen) [o], directie [v] {zn.}
kaderpersoneel
bestuur (mv. besturen) [o]
directie [v] {zn.}
administratiekantoor [o], bestuur (mv. besturen) [o], administratie [v] {zn.}
administratiekantoor [o]
bestuur (mv. besturen) [o]
administratie [v] {zn.}
management, bestuur (mv. besturen) {zn.}
management
bestuur (mv. besturen) {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o], bewind [o], heerschappij [v], regering [v] {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o]
bewind [o]
heerschappij [v]
regering [v] {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o] {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o] {zn.}
administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administratie [v]
beheer [o]
bestuur (mv. besturen) [o]
toediening [v] {zn.}
regering [v] (de ~), landsregering, administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
regering [v] (de ~)
landsregering
administratie [v]
beheer [o]
bestuur (mv. besturen) [o]
toediening [v] {zn.}
management [o] (het ~), bestuur (mv. besturen) [o], directie [v] {zn.}
management [o] (het ~)
bestuur (mv. besturen) [o]
directie [v] {zn.}
management [o] (het ~), bestuur (mv. besturen) [o], directie [v] {zn.}
management [o] (het ~)
bestuur (mv. besturen) [o]
directie [v] {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o] (het ~), gouvernement, regering [v] (de ~) {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o] (het ~)
gouvernement
regering [v] (de ~) {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o] (het ~) {zn.}
bestuur (mv. besturen) [o] (het ~) {zn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?

Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.

Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.