Vertaling van heersen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
heersen {ww.}
heersen {ww.}

ik heers
jij heerst
hij/zij/het heerst

ik heers
jij heerst
hij/zij/het heerst
» meer vervoegingen van heersen

heersen {ww.}
heersen {ww.}

ik heers
jij heerst
hij/zij/het heerst

ik heers
jij heerst
hij/zij/het heerst
» meer vervoegingen van heersen

besturen, aansturen, regeren, heersen, de scepter zwaaien {ww.}
besturen
aansturen
regeren
heersen
de scepter zwaaien {ww.}

ik stuur aan
jij stuurt aan
hij/zij/het stuurt aan

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
heersen, overheersen, gebieden {ww.}
heersen
overheersen
gebieden {ww.}

ik gebied
jij gebiedt
hij/zij/het gebiedt

ik heers
jij heerst
hij/zij/het heerst
» meer vervoegingen van heersen

controleren, beheersen, overheersen, heersen, prevaleren, domineren {ww.}
controleren
beheersen
overheersen
heersen
prevaleren
domineren {ww.}

ik beheers
jij beheerst
hij/zij/het beheerst

ik controleer
jij controleert
hij/zij/het controleert
» meer vervoegingen van controleren

Engels beheersen is moeilijk.
Engels beheersen is moeilijk.
Bob kon zijn woede niet beheersen.
Bob kon zijn woede niet beheersen.


Gerelateerd aan heersen

besturen - aansturen - regeren - de scepter zwaaien - overheersen - gebieden - controleren - beheersen - prevaleren - dominerenvoorkomen - regeren - zijn