Vertaling van regeren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
regeren, koning zijn {ww.}
regeren
koning zijn {ww.}
koning zijn {ww.}
ik regeer
jij regeert
hij/zij/het regeert
ik regeer
jij regeert
hij/zij/het regeert
» meer vervoegingen van regeren
regeren {ww.}
regeren {ww.}
ik regeer
jij regeert
hij/zij/het regeert
ik regeer
jij regeert
hij/zij/het regeert
» meer vervoegingen van regeren
besturen, regeren, aanvoeren {ww.}
besturen
regeren
aanvoeren {ww.}
regeren
aanvoeren {ww.}
ik voer aan
jij voert aan
hij/zij/het voert aan
ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
besturen, aansturen, regeren, heersen, de scepter zwaaien {ww.}
besturen
aansturen
regeren
heersen
de scepter zwaaien {ww.}
aansturen
regeren
heersen
de scepter zwaaien {ww.}
ik stuur aan
jij stuurt aan
hij/zij/het stuurt aan
ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen
regeren {ww.}
regeren {ww.}
ik regeer
jij regeert
hij/zij/het regeert
ik regeer
jij regeert
hij/zij/het regeert
» meer vervoegingen van regeren