Vertaling van aanvoeren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
toevoeren, aanvoeren {ww.}
toevoeren
aanvoeren {ww.}

ik zal aanvoeren
ik zou aanvoeren
jij zult aanvoeren

ik zal toevoeren
ik zou toevoeren
jij zult toevoeren
» meer vervoegingen van toevoeren

besturen, regeren, aanvoeren {ww.}
besturen
regeren
aanvoeren {ww.}

ik zal aanvoeren
ik zou aanvoeren
jij zult aanvoeren

ik zal besturen
ik zou besturen
jij zult besturen
» meer vervoegingen van besturen

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
het bevel voeren, bevelen, commanderen, aanvoeren {ww.}
het bevel voeren
bevelen
commanderen
aanvoeren {ww.}

ik zal aanvoeren
ik zou aanvoeren
jij zult aanvoeren

ik zal bevelen
ik zou bevelen
jij zult bevelen
» meer vervoegingen van bevelen

aanvoeren {ww.}
aanvoeren {ww.}

ik zal aanvoeren
ik zou aanvoeren
jij zult aanvoeren

ik zal aanvoeren
ik zou aanvoeren
jij zult aanvoeren
» meer vervoegingen van aanvoeren

aanvoeren {ww.}
aanvoeren {ww.}

ik zal aanvoeren
ik zou aanvoeren
jij zult aanvoeren

ik zal aanvoeren
ik zou aanvoeren
jij zult aanvoeren
» meer vervoegingen van aanvoeren

aanbrengen, aanvoeren {ww.}
aanbrengen
aanvoeren {ww.}

ik zal aanbrengen
ik zou aanbrengen
jij zult aanbrengen

ik zal aanbrengen
ik zou aanbrengen
jij zult aanbrengen
» meer vervoegingen van aanbrengen

aanvoer [m] (de ~) {zn.}
aanvoer [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan aanvoeren

toevoeren - besturen - regeren - het bevel voeren - bevelen - commanderen - aanbrengen - aanvoerleiden - aandragen - vervoeren - bestelling