Vertaling van ruiken
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken
geuren
rieken {ww.}
ik geur
jij geurt
hij/zij/het geurt
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken
rieken {ww.}
ik riek
jij riekt
hij/zij/het riekt
ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken
Voorbeelden in zinsverband
Lelies ruiken zoet.
Lelies ruiken zoet.
Zijn kleren ruiken altijd slecht.
Zijn kleren ruiken altijd slecht.
Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.
Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.