Vertaling van ruiken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
ruiken {ww.}
ruiken {ww.}

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken

Lelies ruiken zoet.
Lelies ruiken zoet.
Zijn kleren ruiken altijd slecht.
Zijn kleren ruiken altijd slecht.
ruiken, geuren, rieken {ww.}
ruiken
geuren
rieken {ww.}

ik geur
jij geurt
hij/zij/het geurt

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken

Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.
Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.
Sommige geuren kunnen gemakkelijk jeugdherinneringen laten opduiken.
Sommige geuren kunnen gemakkelijk jeugdherinneringen laten opduiken.
ruiken {ww.}
ruiken {ww.}

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken

ruiken {ww.}
ruiken {ww.}

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken

ruiken {ww.}
ruiken {ww.}

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken

ruiken, rieken {ww.}
ruiken
rieken {ww.}

ik riek
jij riekt
hij/zij/het riekt

ik ruik
jij ruikt
hij/zij/het ruikt
» meer vervoegingen van ruiken



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Lelies ruiken zoet.

Lelies ruiken zoet.

Zijn kleren ruiken altijd slecht.

Zijn kleren ruiken altijd slecht.

Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.

Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.


Gerelateerd aan ruiken

geuren - riekenafgeven - waarnemen - occuperen - inhaleren - aandoen