Vertaling van scharrel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
scharrel {zn.}
scharrel {zn.}
gescharrel [o], scharrel, gestoeierij [v], wappering [v], geflirt [o] {zn.}
gescharrel [o]
scharrel
gestoeierij [v]
wappering [v]
geflirt [o] {zn.}
scharrelen {ww.}
scharrelen {ww.}

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt
» meer vervoegingen van scharrelen

morrelen, scharrelen, friemelen {ww.}
morrelen
scharrelen
friemelen {ww.}

ik friemel
jij friemelt
hij/zij/het friemelt

ik morrel
jij morrelt
hij/zij/het morrelt
» meer vervoegingen van morrelen

scharrelen, vrijen, het hof maken {ww.}
scharrelen
vrijen
het hof maken {ww.}

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt
» meer vervoegingen van scharrelen

krabben, scharrelen, krauwen, klauwen {ww.}
krabben
scharrelen
krauwen
klauwen {ww.}

ik klauw
jij klauwt
hij/zij/het klauwt

ik krab
jij krabt
hij/zij/het krabt
» meer vervoegingen van krabben

Ik hoor een kat aan het venster krabben.
Ik hoor een kat aan het venster krabben.
scharrelen {ww.}
scharrelen {ww.}

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt
» meer vervoegingen van scharrelen

aan de scharrel zijn, fladderen, flirten, scharrelen, wapperen {ww.}
aan de scharrel zijn
fladderen
flirten
scharrelen
wapperen {ww.}

ik fladder
jij fladdert
hij/zij/het fladdert

ik fladder
jij fladdert
hij/zij/het fladdert
» meer vervoegingen van fladderen

vrijage [v] (de ~), affaire [m] (de ~), liefdesgeschiedenis [v] (de ~), scharrel [m] (de ~), liefdesaffaire, liaison [m] (de ~), avontuurtje [o] (het ~), amourette, romance [m] (de ~) {zn.}
vrijage [v] (de ~)
affaire [m] (de ~)
liefdesgeschiedenis [v] (de ~)
scharrel [m] (de ~)
liefdesaffaire
liaison [m] (de ~)
avontuurtje [o] (het ~)
amourette
romance [m] (de ~) {zn.}