Vertaling van schip
ruim
beuk {zn.}
boot
vaartuig {zn.}
kiel {zn.}
kerkschip {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Schip ahoi!
Schip ahoi!
Het schip zinkt!
Het schip zinkt!
Het schip zinkt!
Het schip zinkt!
Ze noemden het schip "Mayflower".
Ze noemden het schip "Mayflower".
Het schip zonk in zee.
Het schip zonk in zee.
Het schip voer de Amerikaanse vlag.
Het schip voer de Amerikaanse vlag.
Er zijn veel ratten op het schip.
Er zijn veel ratten op het schip.
Het schip zal vannacht de evenaar kruisen.
Het schip zal vannacht de evenaar kruisen.
Plots verliet de kapitein het schip.
Plots verliet de kapitein het schip.
Het schip vervoert grondstoffen vanuit Indonesië.
Het schip vervoert grondstoffen vanuit Indonesië.
Hij is aan boord van het schip.
Hij is aan boord van het schip.
Elk schip heeft een kapitein nodig.
Elk schip heeft een kapitein nodig.
Een groot schip kwam tevoorschijn aan de horizon.
Een groot schip kwam tevoorschijn aan de horizon.
De passagiers werden van het zinkende schip gehaald.
De passagiers werden van het zinkende schip gehaald.
We zagen nog een schip in de verte.
We zagen nog een schip in de verte.