Vertaling van smoken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
roken, smoken {ww.}
roken
smoken {ww.}

ik rook
jij rookt
hij/zij/het rookt

ik rook
jij rookt
hij/zij/het rookt
» meer vervoegingen van roken

Wilt ge roken?
Wilt ge roken?
Roken is toegestaan.
Roken is toegestaan.
smoken, walmen {zn.}
smoken
walmen {zn.}
roken, oproken, paffen, smoken, dampen {ww.}
roken
oproken
paffen
smoken
dampen {ww.}

ik damp
jij dampt
hij/zij/het dampt

ik rook
jij rookt
hij/zij/het rookt
» meer vervoegingen van roken

Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.


Gerelateerd aan smoken

roken - walmen - oproken - paffen - dampendampen - gebruiken