Vertaling van taak

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
taak [v], opgave [v], opdracht, klus [m], opgaaf [v], karwei {zn.}
taak [v]
opgave [v]
opdracht
klus [m]
opgaaf [v]
karwei {zn.}
Hij zal morgen klaar zijn met de klus.
Hij zal morgen klaar zijn met de klus.
Deze opgave is te eenvoudig.
Deze opgave is te eenvoudig.
taak [m] (de ~) {zn.}
taak [m] (de ~) {zn.}
Kleren wassen is mijn taak.
Kleren wassen is mijn taak.
Dit is een heel tijdrovende taak.
Dit is een heel tijdrovende taak.
taak [m] (de ~), werklast [m] (de ~) {zn.}
taak [m] (de ~)
werklast [m] (de ~) {zn.}
De taak is zo goed als afgewerkt.
De taak is zo goed als afgewerkt.
Het is een te zware taak voor mij.
Het is een te zware taak voor mij.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Kleren wassen is mijn taak.

Kleren wassen is mijn taak.

Dit is een heel tijdrovende taak.

Dit is een heel tijdrovende taak.

De taak is zo goed als afgewerkt.

De taak is zo goed als afgewerkt.

Het is een te zware taak voor mij.

Het is een te zware taak voor mij.

De taak is zo moeilijk dat ik het niet kan volbrengen.

De taak is zo moeilijk dat ik het niet kan volbrengen.

Mijn eerste taak was om er ongekwalificeerde sollicitanten uit te halen.

Mijn eerste taak was om er ongekwalificeerde sollicitanten uit te halen.


Gerelateerd aan taak

opgave - opdracht - klus - opgaaf - karwei - werklastopgave - werk