Vertaling van opgaaf

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
taak [v], opgave [v], opdracht, klus [m], opgaaf [v], karwei {zn.}
taak [v]
opgave [v]
opdracht
klus [m]
opgaaf [v]
karwei {zn.}
Hij zal morgen klaar zijn met de klus.
Hij zal morgen klaar zijn met de klus.
Deze opgave is te eenvoudig.
Deze opgave is te eenvoudig.
vraag [m] (de ~), opgave [m] (de ~), opdracht [m] (de ~), opgaaf {zn.}
vraag [m] (de ~)
opgave [m] (de ~)
opdracht [m] (de ~)
opgaaf {zn.}
Goeie vraag.
Goeie vraag.
Hij loste die opgave met gemak op.
Hij loste die opgave met gemak op.
opgave, uitdaging, opgaaf {zn.}
opgave
uitdaging
opgaaf {zn.}
Ik accepteer uw uitdaging.
Ik accepteer uw uitdaging.
Ik versta deze opgave echt niet.
Ik versta deze opgave echt niet.
opgave [m] (de ~), opgaaf {zn.}
opgave [m] (de ~)
opgaaf {zn.}
Het is een te gemakkelijke opgave voor hem.
Het is een te gemakkelijke opgave voor hem.
opgave, opgaaf {zn.}
opgave
opgaaf {zn.}


Gerelateerd aan opgaaf

taak - opgave - opdracht - klus - karwei - vraag - uitdagingwerklast - vermelding - beëindiging