Vertaling van toer

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
toer, hoogstandje, stunt, kunststuk [o] (het ~) {zn.}
toer
hoogstandje
stunt
kunststuk [o] (het ~) {zn.}
toer, omwenteling [v], omloop, wenteling [v] {zn.}
toer
omwenteling [v]
omloop
wenteling [v] {zn.}
toer {zn.}
toer {zn.}
kunststuk, toer, stuntwerk [o] (het ~), huzarenstukje [o] (het ~), bravourstuk, bravourestuk, stunt [m] (de ~) {zn.}
kunststuk
toer
stuntwerk [o] (het ~)
huzarenstukje [o] (het ~)
bravourstuk
bravourestuk
stunt [m] (de ~) {zn.}
streek, truc, toer, stunt, kunstgreep, kneep, foefje [o] {zn.}
streek
truc
toer
stunt
kunstgreep
kneep
foefje [o] {zn.}
Dat is een oude truc.
Dat is een oude truc.
Hij kent de streek op zijn duimpje.
Hij kent de streek op zijn duimpje.
trip, excursie [v], toer, tocht, uitstapje [o] {zn.}
trip
excursie [v]
toer
tocht
uitstapje [o] {zn.}
Ze hebben hun trip vanwege Regen afgebroken.
Ze hebben hun trip vanwege Regen afgebroken.
We plannen een trip naar New York.
We plannen een trip naar New York.
schreef, regel, lijn [v], toer, streep, linie [v] {zn.}
schreef
regel
lijn [v]
toer
streep
linie [v] {zn.}
Hij schreef een brief.
Hij schreef een brief.
Wie schreef dit boek?
Wie schreef dit boek?
reis, trip, toer, tocht {zn.}
reis
trip
toer
tocht {zn.}
Goede reis!
Goede reis!
Ik reis vaak.
Ik reis vaak.
reclamestunt, kunststuk, stunt, toer {zn.}
reclamestunt
kunststuk
stunt
toer {zn.}
toeren {ww.}
toeren {ww.}

ik toer
jij toert
hij/zij/het toert

ik toer
jij toert
hij/zij/het toert
» meer vervoegingen van toeren

rondtoeren, toeren {ww.}
rondtoeren
toeren {ww.}

ik toer rond
jij toert rond
hij/zij/het toert rond

ik toer rond
jij toert rond
hij/zij/het toert rond
» meer vervoegingen van rondtoeren