Vertaling van streek

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
streek, truc, toer, stunt, kunstgreep, kneep, foefje [o] {zn.}
streek
truc
toer
stunt
kunstgreep
kneep
foefje [o] {zn.}
Dat is een oude truc.
Dat is een oude truc.
Hij kent de streek op zijn duimpje.
Hij kent de streek op zijn duimpje.
streek {zn.}
streek {zn.}
streek, stekeligheid [v], venijnigheid [v], hatelijkheid [v] {zn.}
streek
stekeligheid [v]
venijnigheid [v]
hatelijkheid [v] {zn.}
streek, windstreek, kompasstreek {zn.}
streek
windstreek
kompasstreek {zn.}
schreef, haal, streek, streep, schrap {zn.}
schreef
haal
streek
streep
schrap {zn.}
Hij schreef een brief.
Hij schreef een brief.
Ik haal goede cijfers.
Ik haal goede cijfers.
gebied, streek, regio, landstreek, gewest {zn.}
gebied
streek
regio
landstreek
gewest {zn.}
Wiens regio, diens religie
Wiens regio, diens religie
Dit gebied is niet in kaart gebracht.
Dit gebied is niet in kaart gebracht.
strijken, gladstrijken {ww.}
strijken
gladstrijken {ww.}

ik streek glad
jij streek glad
hij/zij/het streek glad

ik streek
jij streek
hij/zij/het streek
» meer vervoegingen van strijken

Als je Zwitserland zou strijken, zou het groter zijn dan Duitsland.
Als je Zwitserland zou strijken, zou het groter zijn dan Duitsland.
Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.
Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.
strijken, persen {ww.}
strijken
persen {ww.}

ik perste
jij perste
hij/zij/het perste

ik streek
jij streek
hij/zij/het streek
» meer vervoegingen van strijken

laten zakken, neerlaten, strijken, vellen {ww.}
laten zakken
neerlaten
strijken
vellen {ww.}

ik liet neer
jij liet neer
hij/zij/het liet neer

ik liet neer
jij liet neer
hij/zij/het liet neer
» meer vervoegingen van neerlaten

laten zakken, neerhalen, strijken {ww.}
laten zakken
neerhalen
strijken {ww.}

ik haalde neer
jij haalde neer
hij/zij/het haalde neer

ik haalde neer
jij haalde neer
hij/zij/het haalde neer
» meer vervoegingen van neerhalen

strijken {ww.}
strijken {ww.}

ik streek
jij streek
hij/zij/het streek

ik streek
jij streek
hij/zij/het streek
» meer vervoegingen van strijken