Vertaling van haal

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
haal, ruk {zn.}
haal
ruk {zn.}
Ik haal goede cijfers.
Ik haal goede cijfers.
Haal dat van je hoofd af.
Haal dat van je hoofd af.
haal, trek, teug {zn.}
haal
trek
teug {zn.}
Trek je pyjama aan.
Trek je pyjama aan.
Ik had erge trek.
Ik had erge trek.
haal [m] (de ~), uithaal [m] (de ~) {zn.}
haal [m] (de ~)
uithaal [m] (de ~) {zn.}
Haal je handen van me af!
Haal je handen van me af!
Meneer Gorbatsjov, haal deze muur neer!
Meneer Gorbatsjov, haal deze muur neer!
haal [m] (de ~), klap [m] (de ~), peer [m] (de ~), opflikker, muilpeer [m] (de ~), fleer {zn.}
haal [m] (de ~)
klap [m] (de ~)
peer [m] (de ~)
opflikker
muilpeer [m] (de ~)
fleer {zn.}
Haal alsjeblieft uit de kamer hiernaast even een stoel voor me.
Haal alsjeblieft uit de kamer hiernaast even een stoel voor me.
haal [m] (de ~), trek [m] (de ~) {zn.}
haal [m] (de ~)
trek [m] (de ~) {zn.}
haal, trek [m] (de ~), hijs {zn.}
haal
trek [m] (de ~)
hijs {zn.}
haal [m] (de ~), streep [m] (de ~), schrab {zn.}
haal [m] (de ~)
streep [m] (de ~)
schrab {zn.}
schreef, haal, streek, streep, schrap {zn.}
schreef
haal
streek
streep
schrap {zn.}
Hij schreef een brief.
Hij schreef een brief.
Wie schreef dit boek?
Wie schreef dit boek?
betrekken, halen, laten komen, ontbieden {ww.}
betrekken
halen
laten komen
ontbieden {ww.}

ik betrek
jij betrekt
hij/zij/het betrekt

ik betrek
jij betrekt
hij/zij/het betrekt
» meer vervoegingen van betrekken

slagen, halen {ww.}
slagen
halen {ww.}

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt

ik slaag
jij slaagt
hij/zij/het slaagt
» meer vervoegingen van slagen

halen, gaan halen {ww.}
halen
gaan halen {ww.}

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt
» meer vervoegingen van halen

halen, inslaan, raken, teisteren, treffen {ww.}
halen
inslaan
raken
teisteren
treffen {ww.}

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt
» meer vervoegingen van halen

halen {ww.}
halen {ww.}

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt
» meer vervoegingen van halen

behalen, halen, boeken {ww.}
behalen
halen
boeken {ww.}

ik behaal
jij behaalt
hij/zij/het behaalt

ik behaal
jij behaalt
hij/zij/het behaalt
» meer vervoegingen van behalen

bereiken, komen, halen, toekomen {ww.}
bereiken
komen
halen
toekomen {ww.}

ik bereik
jij bereikt
hij/zij/het bereikt

ik bereik
jij bereikt
hij/zij/het bereikt
» meer vervoegingen van bereiken

afhalen, halen, ophalen, oppikken {ww.}
afhalen
halen
ophalen
oppikken {ww.}

ik haal af
jij haalt af
hij/zij/het haalt af

ik haal af
jij haalt af
hij/zij/het haalt af
» meer vervoegingen van afhalen

ontbieden, bestellen, halen {ww.}
ontbieden
bestellen
halen {ww.}

ik bestel
jij bestelt
hij/zij/het bestelt

ik ontbied
jij ontbiedt
hij/zij/het ontbiedt
» meer vervoegingen van ontbieden



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik haal goede cijfers.

Ik haal goede cijfers.

Haal dat van je hoofd af.

Haal dat van je hoofd af.

Haal je handen van me af!

Haal je handen van me af!

Meneer Gorbatsjov, haal deze muur neer!

Meneer Gorbatsjov, haal deze muur neer!

Haal alsjeblieft uit de kamer hiernaast even een stoel voor me.

Haal alsjeblieft uit de kamer hiernaast even een stoel voor me.

Een dief heeft ingebroken en is aan de haal gegaan met al mijn juwelen.

Een dief heeft ingebroken en is aan de haal gegaan met al mijn juwelen.