Vertaling van trek
eetlust
graagte
hongerigheid {zn.}
karaktertrek
gelaatstrek {zn.}
luchtstroom
zucht
zuiging
tocht {zn.}
groefwerk {zn.}
trektocht
migratie {zn.}
ruk {zn.}
trek
zenuwtrek {zn.}
trek {zn.}
trek {zn.}
teug
trek {zn.}
bekoren
toelachen
trekken
aantrekken
verlekkeren {ww.}
ik lok aan
jij lokt aan
hij/zij/het lokt aan
ik lok aan
jij lokt aan
hij/zij/het lokt aan
» meer vervoegingen van aanlokken
trekken
rondtrekken
zwerven {ww.}
ik reis rond
jij reist rond
hij/zij/het reist rond
ik reis rond
jij reist rond
hij/zij/het reist rond
» meer vervoegingen van rondreizen
kreupel lopen
mank lopen
slecht functioneren
trekken {ww.}
ik hink
jij hinkt
hij/zij/het hinkt
ik hink
jij hinkt
hij/zij/het hinkt
» meer vervoegingen van hinken
doorbuigen
trekken
kromtrekken
zich krommen {ww.}
ik buig
jij buigt
hij/zij/het buigt
ik buig
jij buigt
hij/zij/het buigt
» meer vervoegingen van buigen
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
tappen
trekken
te voorschijn trekken
uithalen {ww.}
ik ontlok
jij ontlokt
hij/zij/het ontlokt
ik ontlok
jij ontlokt
hij/zij/het ontlokt
» meer vervoegingen van ontlokken
aftekenen
trekken
uittekenen {ww.}
ik teken af
jij tekent af
hij/zij/het tekent af
ik teken
jij tekent
hij/zij/het tekent
» meer vervoegingen van tekenen
trekken {ww.}
ik sleep
jij sleept
hij/zij/het sleept
ik sleep
jij sleept
hij/zij/het sleept
» meer vervoegingen van slepen
een streep trekken {ww.}
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
trekken {ww.}
ik trasseer
jij trasseert
hij/zij/het trasseert
ik trasseer
jij trasseert
hij/zij/het trasseert
» meer vervoegingen van trasseren
slepen
trekken
voorttrekken {ww.}
ik boegseer
jij boegseert
hij/zij/het boegseert
ik boegseer
jij boegseert
hij/zij/het boegseert
» meer vervoegingen van boegseren
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
trekken {ww.}
ik sleep
jij sleept
hij/zij/het sleept
ik sleep
jij sleept
hij/zij/het sleept
» meer vervoegingen van slepen
laten trekken
zetten
trekken {ww.}
ik trek af
jij trekt af
hij/zij/het trekt af
ik trek af
jij trekt af
hij/zij/het trekt af
» meer vervoegingen van aftrekken
uit de schede trekken {ww.}
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
trekken
aantrekken {ww.}
ik haal aan
jij haalt aan
hij/zij/het haalt aan
ik haal aan
jij haalt aan
hij/zij/het haalt aan
» meer vervoegingen van aanhalen
doorwaaien
tochten
trekken {ww.}
ik blaas door
jij blaast door
hij/zij/het blaast door
ik blaas door
jij blaast door
hij/zij/het blaast door
» meer vervoegingen van doorblazen
Voorbeelden in zinsverband
Trek je pyjama aan.
Trek je pyjama aan.
Ik had erge trek.
Ik had erge trek.
Trek je wandelschoenen aan en laat geen tijd verloren gaan.
Trek je wandelschoenen aan en laat geen tijd verloren gaan.
Trek de stekker van de televisie eruit en doe het licht uit.
Trek de stekker van de televisie eruit en doe het licht uit.