Vertaling van tocht
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
tocht {zn.}
tocht {zn.}
trip, excursie , toer, tocht, uitstapje {zn.}
trip
excursie
toer
tocht
uitstapje {zn.}
excursie
toer
tocht
uitstapje {zn.}
Ze hebben hun trip vanwege Regen afgebroken.
Ze hebben hun trip vanwege Regen afgebroken.
We plannen een trip naar New York.
We plannen een trip naar New York.
trek , luchtstroom, zucht , zuiging , tocht {zn.}
trek
luchtstroom
zucht
zuiging
tocht {zn.}
luchtstroom
zucht
zuiging
tocht {zn.}
Trek je pyjama aan.
Trek je pyjama aan.
Ik had erge trek.
Ik had erge trek.
rit, tocht {zn.}
rit
tocht {zn.}
tocht {zn.}
De trein was zo druk dat ik de hele rit heb moeten staan.
De trein was zo druk dat ik de hele rit heb moeten staan.
reis, trip, toer, tocht {zn.}
reis
trip
toer
tocht {zn.}
trip
toer
tocht {zn.}
Goede reis!
Goede reis!
Ik reis vaak.
Ik reis vaak.
trek, tocht {zn.}
trek
tocht {zn.}
tocht {zn.}
Trek je wandelschoenen aan en laat geen tijd verloren gaan.
Trek je wandelschoenen aan en laat geen tijd verloren gaan.
Trek de stekker van de televisie eruit en doe het licht uit.
Trek de stekker van de televisie eruit en doe het licht uit.
trek, tocht {zn.}
trek
tocht {zn.}
tocht {zn.}
doorblazen, doorwaaien, tochten, trekken {ww.}
doorblazen
doorwaaien
tochten
trekken {ww.}
doorwaaien
tochten
trekken {ww.}
ik blaas door
jij blaast door
hij/zij/het blaast door
ik blaas door
jij blaast door
hij/zij/het blaast door
» meer vervoegingen van doorblazen
tochten {ww.}
tochten {ww.}
ik tocht
jij tocht
hij/zij/het tocht
ik tocht
jij tocht
hij/zij/het tocht
» meer vervoegingen van tochten