Vertaling van uitwoeden
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
uitwoeden, uitrazen, tot rust komen, luwen, bekoelen, bedaren {ww.}
uitwoeden
uitrazen
tot rust komen
luwen
bekoelen
bedaren {ww.}
uitrazen
tot rust komen
luwen
bekoelen
bedaren {ww.}
ik zal bedaren
ik zou bedaren
jij zult bedaren
ik zal uitrazen
ik zou uitrazen
jij zult uitrazen
» meer vervoegingen van uitrazen
uitwoeden {ww.}
uitwoeden {ww.}
hij/zij/het zal uitwoeden
hij/zij/het zal uitwoeden
zij zult uitwoeden
hij/zij/het zal uitwoeden
hij/zij/het zal uitwoeden
zij zult uitwoeden
» meer vervoegingen van uitwoeden