Vertaling van vorst
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
vorst {zn.}
vorst {zn.}
Autoramen verzamelen vorst op winterse ochtenden.
Autoramen verzamelen vorst op winterse ochtenden.
De vorst heeft veel schade aan de gewassen gedaan.
De vorst heeft veel schade aan de gewassen gedaan.
vorst, monarch {zn.}
vorst
monarch {zn.}
monarch {zn.}
vorst, nok {zn.}
vorst
nok {zn.}
nok {zn.}
Vorst, Voorst {eigenn.}
Vorst
Voorst {eigenn.}
Voorst {eigenn.}
prins, vorst {zn.}
prins
vorst {zn.}
vorst {zn.}
Prins Charles zal de volgende koning van Engeland zijn.
Prins Charles zal de volgende koning van Engeland zijn.
De prins leerde Engels van de Amerikaanse dame.
De prins leerde Engels van de Amerikaanse dame.
koning, vorst, staatshoofd {zn.}
koning
vorst
staatshoofd {zn.}
vorst
staatshoofd {zn.}
Klant is koning.
Klant is koning.
Hij was een goede koning.
Hij was een goede koning.
onderzoeken, vorsen, uitzoeken, uitvissen, nagaan, exploreren {ww.}
onderzoeken
vorsen
uitzoeken
uitvissen
nagaan
exploreren {ww.}
vorsen
uitzoeken
uitvissen
nagaan
exploreren {ww.}
ik exploreer
jij exploreert
hij/zij/het exploreert
ik onderzoek
jij onderzoekt
hij/zij/het onderzoekt
» meer vervoegingen van onderzoeken
Ik moet je onderzoeken.
Ik moet je onderzoeken.
Zij gaan de zaak onderzoeken.
Zij gaan de zaak onderzoeken.
uitvorsen, vorsen, uitvlooien, uitvogelen, uitpuzzelen, uitvissen, uitplussen, uitdokteren, navlooien, napluizen, uitzoeken {ww.}
uitvorsen
vorsen
uitvlooien
uitvogelen
uitpuzzelen
uitvissen
uitplussen
uitdokteren
navlooien
napluizen
uitzoeken {ww.}
vorsen
uitvlooien
uitvogelen
uitpuzzelen
uitvissen
uitplussen
uitdokteren
navlooien
napluizen
uitzoeken {ww.}
ik pluis na
jij pluist na
hij/zij/het pluist na
ik vors uit
jij vorst uit
hij/zij/het vorst uit
» meer vervoegingen van uitvorsen
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Autoramen verzamelen vorst op winterse ochtenden.
Autoramen verzamelen vorst op winterse ochtenden.
De vorst heeft veel schade aan de gewassen gedaan.
De vorst heeft veel schade aan de gewassen gedaan.