Vertaling van water geven

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
water geven, gieten, wateren, besproeien, sproeien, begieten, bevloeien {ww.}
water geven
gieten
wateren
besproeien
sproeien
begieten
bevloeien {ww.}
We moeten de bloem water geven.
We moeten de bloem water geven.
Kan ik je wat water geven?
Kan ik je wat water geven?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

We moeten de bloem water geven.

We moeten de bloem water geven.

Kan ik je wat water geven?

Kan ik je wat water geven?


Gerelateerd aan water geven

gieten - wateren - besproeien - sproeien - begieten - bevloeien