Vertaling van sproeien

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
besproeien, besprenkelen, sproeien, sprenkelen {ww.}
besproeien
besprenkelen
sproeien
sprenkelen {ww.}

ik besprenkel
jij besprenkelt
hij/zij/het besprenkelt

ik besproei
jij besproeit
hij/zij/het besproeit
» meer vervoegingen van besproeien

verstuiven, spuiten, uitspuiten, sproeien {ww.}
verstuiven
spuiten
uitspuiten
sproeien {ww.}

ik sproei
jij sproeit
hij/zij/het sproeit

ik verstuif
jij verstuift
hij/zij/het verstuift
» meer vervoegingen van verstuiven

water geven, gieten, wateren, besproeien, sproeien, begieten, bevloeien {ww.}
water geven
gieten
wateren
besproeien
sproeien
begieten
bevloeien {ww.}

ik begiet
jij begiet
hij/zij/het begiet

ik giet
jij giet
hij/zij/het giet
» meer vervoegingen van gieten

We moeten de bloem water geven.
We moeten de bloem water geven.
Kan ik je wat water geven?
Kan ik je wat water geven?
bespuiten, sproeien, besproeien {ww.}
bespuiten
sproeien
besproeien {ww.}

ik besproei
jij besproeit
hij/zij/het besproeit

ik bespuit
jij bespuit
hij/zij/het bespuit
» meer vervoegingen van bespuiten



Gerelateerd aan sproeien

besproeien - besprenkelen - sprenkelen - verstuiven - spuiten - uitspuiten - water geven - gieten - wateren - begieten - bevloeien - bespuitenspuiten - natmaken