Vertaling van spuiten

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
spuiten {ww.}
spuiten {ww.}

ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit

ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuiten

spuiten, prikken, injiciëren, inspuiten, injecteren {ww.}
spuiten
prikken
injiciëren
inspuiten
injecteren {ww.}

ik injecteer
jij injecteert
hij/zij/het injecteert

ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuiten

verstuiven, spuiten, uitspuiten, sproeien {ww.}
verstuiven
spuiten
uitspuiten
sproeien {ww.}

ik sproei
jij sproeit
hij/zij/het sproeit

ik verstuif
jij verstuift
hij/zij/het verstuift
» meer vervoegingen van verstuiven

spuiten {ww.}
spuiten {ww.}

ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit

ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuiten

spuiten, ejaculeren {ww.}
spuiten
ejaculeren {ww.}

ik ejaculeer
jij ejaculeert
hij/zij/het ejaculeert

ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuiten

verven, spuiten {ww.}
verven
spuiten {ww.}

ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit

ik verf
jij verft
hij/zij/het verft
» meer vervoegingen van verven

Tom heeft deze zomer zijn huis laten verven.
Tom heeft deze zomer zijn huis laten verven.
spuit [m] (de ~), injectiespuitje, injectiespuit {zn.}
spuit [m] (de ~)
injectiespuitje
injectiespuit {zn.}
De geiser spuit om de twee uur heet water.
De geiser spuit om de twee uur heet water.
spuit [m] (de ~), spuitje [o] (het ~) {zn.}
spuit [m] (de ~)
spuitje [o] (het ~) {zn.}
geweer [o] (het ~), proppenschieter, proppeschieter, schietgeweer, schietijzer, spuit [m] (de ~) {zn.}
geweer [o] (het ~)
proppenschieter
proppeschieter
schietgeweer
schietijzer
spuit [m] (de ~) {zn.}