Vertaling van behandelen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
behandelen, onderhandelen {ww.}
behandelen
onderhandelen {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt
» meer vervoegingen van behandelen

Een aangetaste tand/kies behandelen.
Een aangetaste tand/kies behandelen.
Laten we het tweede probleem behandelen, goed?
Laten we het tweede probleem behandelen, goed?
behandelen, cureren {ww.}
behandelen
cureren {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt
» meer vervoegingen van behandelen

behandelen, verhandelen {ww.}
behandelen
verhandelen {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt
» meer vervoegingen van behandelen

behandelen, bejegenen {ww.}
behandelen
bejegenen {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt
» meer vervoegingen van behandelen

bespreken, behandelen, bepraten {ww.}
bespreken
behandelen
bepraten {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik bespreek
jij bespreekt
hij/zij/het bespreekt
» meer vervoegingen van bespreken

Ze bespreken het probleem.
Ze bespreken het probleem.
Laten we dat probleem later bespreken.
Laten we dat probleem later bespreken.
behandelen {ww.}
behandelen {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt
» meer vervoegingen van behandelen

behandelen {ww.}
behandelen {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt
» meer vervoegingen van behandelen

behandelen {ww.}
behandelen {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt
» meer vervoegingen van behandelen

omgaan, behandelen, hanteren {ww.}
omgaan
behandelen
hanteren {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik ga om
jij gaat om
hij/zij/het gaat om
» meer vervoegingen van omgaan

Ze kon niet omgaan met de angst.
Ze kon niet omgaan met de angst.
Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
verdedigen, behandelen, pleiten {ww.}
verdedigen
behandelen
pleiten {ww.}

ik behandel
jij behandelt
hij/zij/het behandelt

ik verdedig
jij verdedigt
hij/zij/het verdedigt
» meer vervoegingen van verdedigen

Jonathan Swift zou mij verdedigen.
Jonathan Swift zou mij verdedigen.
God zal [ons] verdedigen
God zal [ons] verdedigen


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Een aangetaste tand/kies behandelen.

Een aangetaste tand/kies behandelen.

Laten we het tweede probleem behandelen, goed?

Laten we het tweede probleem behandelen, goed?


Gerelateerd aan behandelen

onderhandelen - cureren - verhandelen - bejegenen - bespreken - bepraten - omgaan - hanteren - verdedigen - pleitendoen - exponeren - bewerken - oppassen - aanwenden - procederen