Vertaling van omgaan
rondgaan {ww.}
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
» meer vervoegingen van omgaan
behandelen
hanteren {ww.}
ik zal behandelen
jij zult behandelen
hij/zij/het zal behandelen
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
» meer vervoegingen van omgaan
omspringen {ww.}
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
» meer vervoegingen van omgaan
omkiepen
omvervallen
omzwiepen
omkukelen
omtuimelen
omkippen
omkieperen
omflikkeren
kieperen
omvallen {ww.}
ik zal kieperen
ik zou kieperen
jij zult kieperen
ik zal omgaan
ik zou omgaan
jij zult omgaan
» meer vervoegingen van omgaan
verstrijken
voorbijgaan
vlieden
verlopen
vervlieden
verglijden {ww.}
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
» meer vervoegingen van omgaan
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
» meer vervoegingen van omgaan
omgaan
geschieden
afspelen
passeren {ww.}
ik zal afspelen
jij zult afspelen
hij/zij/het zal afspelen
ik zal omgaan
jij zult omgaan
hij/zij/het zal omgaan
» meer vervoegingen van omgaan
Voorbeelden in zinsverband
Ze kon niet omgaan met de angst.
Ze kon niet omgaan met de angst.
Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
We moeten allemaal leren omgaan met deze situatie.
We moeten allemaal leren omgaan met deze situatie.