Vertaling van stromen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
stromen {ww.}
stromen {ww.}

hij/zij/het stroomt
zij stromen

hij/zij/het stroomt
zij stromen
» meer vervoegingen van stromen

stromen {ww.}
stromen {ww.}

hij/zij/het stroomt
zij stromen

hij/zij/het stroomt
zij stromen
» meer vervoegingen van stromen

lopen, vloeien, vlieten, stromen {ww.}
lopen
vloeien
vlieten
stromen {ww.}

ik loop
jij loopt
hij/zij/het loopt

ik loop
jij loopt
hij/zij/het loopt
» meer vervoegingen van lopen

Kan je lopen?
Kan je lopen?
De baby kan lopen.
De baby kan lopen.
zich storten, stromen {ww.}
zich storten
stromen {ww.}

hij/zij/het stroomt
zij stromen

hij/zij/het stroomt
zij stromen
» meer vervoegingen van stromen

stroom (mv. stromen) [m] {zn.}
stroom (mv. stromen) [m] {zn.}
rivier [v], stroom (mv. stromen) [m] {zn.}
rivier [v]
stroom (mv. stromen) [m] {zn.}
bergstroom [m], vloed [m], stroom (mv. stromen) [m] {zn.}
bergstroom [m]
vloed [m]
stroom (mv. stromen) [m] {zn.}
elektrische stroom [m], stroom (mv. stromen) [m], stroom (mv. stromen) [o] {zn.}
elektrische stroom [m]
stroom (mv. stromen) [m]
stroom (mv. stromen) [o] {zn.}
stroming [v], loop [m], stroom (mv. stromen) [m] {zn.}
stroming [v]
loop [m]
stroom (mv. stromen) [m] {zn.}
zee [m] (de ~), schat [m] (de ~), stroom [m] (de ~) {zn.}
zee [m] (de ~)
schat [m] (de ~)
stroom [m] (de ~) {zn.}
Deze schat is onschatbaar voor de mensheid.
Deze schat is onschatbaar voor de mensheid.
Je bent een schat!
Je bent een schat!
stroom [m] (de ~), stroming [v] (de ~) {zn.}
stroom [m] (de ~)
stroming [v] (de ~) {zn.}
Laten we tegen de stroom in proberen te zwemmen.
Laten we tegen de stroom in proberen te zwemmen.
stroom [m] (de ~) {zn.}
stroom [m] (de ~) {zn.}
stroom [m] (de ~) {zn.}
stroom [m] (de ~) {zn.}
potentiaal, stroom (mv. stromen) [m] (de ~), spanning [v] (de ~) {zn.}
potentiaal
stroom (mv. stromen) [m] (de ~)
spanning [v] (de ~) {zn.}
stroom (mv. stromen) {zn.}
stroom (mv. stromen) {zn.}