Vertaling van spuit
brandspuit {zn.}
sproeier {zn.}
injectiespuit {zn.}
injectiespuitje
injectiespuit {zn.}
spuitje {zn.}
geweer
schietijzer
schietgeweer
proppeschieter
proppenschieter {zn.}
spuiten
uitspuiten
verstuiven {ww.}
ik sproei
jij sproeit
hij/zij/het sproeit
ik sproei
jij sproeit
hij/zij/het sproeit
» meer vervoegingen van sproeien
ik spui
jij spuit
hij/zij/het spuit
ik spui
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuien
spuien
uitluchten
ventileren
wannen {ww.}
ik lucht
jij lucht
hij/zij/het lucht
ik lucht
jij lucht
hij/zij/het lucht
» meer vervoegingen van luchten
spuit
spuitje
injectie {zn.}
ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuiten
ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuiten
injiciëren
inspuiten
prikken
spuiten {ww.}
ik injecteer
jij injecteert
hij/zij/het injecteert
ik injecteer
jij injecteert
hij/zij/het injecteert
» meer vervoegingen van injecteren
verven {ww.}
ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuiten
ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
ik spuit
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuiten
spuiten {ww.}
ik ejaculeer
jij ejaculeert
hij/zij/het ejaculeert
ik ejaculeer
jij ejaculeert
hij/zij/het ejaculeert
» meer vervoegingen van ejaculeren
ik spui
jij spuit
hij/zij/het spuit
ik spui
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuien
ik spui
jij spuit
hij/zij/het spuit
ik spui
jij spuit
hij/zij/het spuit
» meer vervoegingen van spuien