Vertaling van prik
lamprei {zn.}
negenoog {zn.}
koolzuur {zn.}
priklimonade
gazeuse {zn.}
prikstok {zn.}
stoot
prik {zn.}
priemen
prikken
steken {ww.}
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
» meer vervoegingen van pikken
prik {zn.}
injiciëren
inspuiten
prikken
spuiten {ww.}
ik injecteer
jij injecteert
hij/zij/het injecteert
ik injecteer
jij injecteert
hij/zij/het injecteert
» meer vervoegingen van injecteren
prikken {ww.}
ik prikkel
jij prikkelt
hij/zij/het prikkelt
ik prikkel
jij prikkelt
hij/zij/het prikkelt
» meer vervoegingen van prikkelen
ik prik
jij prikt
hij/zij/het prikt
ik prik
jij prikt
hij/zij/het prikt
» meer vervoegingen van prikken
ik prik
jij prikt
hij/zij/het prikt
ik prik
jij prikt
hij/zij/het prikt
» meer vervoegingen van prikken
ik prik
jij prikt
hij/zij/het prikt
ik prik
jij prikt
hij/zij/het prikt
» meer vervoegingen van prikken
ik prik
jij prikt
hij/zij/het prikt
ik prik
jij prikt
hij/zij/het prikt
» meer vervoegingen van prikken