Vertaling van steek

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
steek {zn.}
steek {zn.}
Steek de straat over.
Steek de straat over.
Steek je tong uit.
Steek je tong uit.
steek {zn.}
steek {zn.}
Laat me niet in de steek zoals de vorige keer.
Laat me niet in de steek zoals de vorige keer.
Ze heeft haar kinderen in de steek gelaten.
Ze heeft haar kinderen in de steek gelaten.
steek, strik, maas, breisteek [m] {zn.}
steek
strik
maas
breisteek [m] {zn.}
Steek de straat niet over wanneer het stoplicht rood is.
Steek de straat niet over wanneer het stoplicht rood is.
steek {zn.}
steek {zn.}
steek {zn.}
steek {zn.}
steek, stoot, prik {zn.}
steek
stoot
prik {zn.}
indoen, steken, insteken {ww.}
indoen
steken
insteken {ww.}

ik doe in
jij doet in
hij/zij/het doet in

ik doe in
jij doet in
hij/zij/het doet in
» meer vervoegingen van indoen

steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

pikken, priemen, prikken, steken {ww.}
pikken
priemen
prikken
steken {ww.}

ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt

ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
» meer vervoegingen van pikken

leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
leggen
steken
plaatsen
stellen
stoppen
zetten
doen {ww.}

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet

ik leg
jij legt
hij/zij/het legt
» meer vervoegingen van leggen

uitgraven, steken {ww.}
uitgraven
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik graaf uit
jij graaft uit
hij/zij/het graaft uit
» meer vervoegingen van uitgraven

doen, stoppen, steken {ww.}
doen
stoppen
steken {ww.}

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet
» meer vervoegingen van doen

steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

priemen, steken {ww.}
priemen
steken {ww.}

ik priem
jij priemt
hij/zij/het priemt

ik priem
jij priemt
hij/zij/het priemt
» meer vervoegingen van priemen

steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

Ik kan dingen in een doos steken.
Ik kan dingen in een doos steken.
Bekeken van de zijkant, steken de tanden bovendien naar voren.
Bekeken van de zijkant, steken de tanden bovendien naar voren.
steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

Hij is nu de straat over aan het steken.
Hij is nu de straat over aan het steken.
grieven, krenken, steken, kwetsen {ww.}
grieven
krenken
steken
kwetsen {ww.}

ik grief
jij grieft
hij/zij/het grieft

ik grief
jij grieft
hij/zij/het grieft
» meer vervoegingen van grieven



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Steek de straat over.

Steek de straat over.

Steek je tong uit.

Steek je tong uit.

Laat me niet in de steek zoals de vorige keer.

Laat me niet in de steek zoals de vorige keer.

Ze heeft haar kinderen in de steek gelaten.

Ze heeft haar kinderen in de steek gelaten.

Steek de straat niet over wanneer het stoplicht rood is.

Steek de straat niet over wanneer het stoplicht rood is.