Vertaling van strik
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
strik {zn.}
strik {zn.}
lus, strik, lis {zn.}
lus
strik
lis {zn.}
strik
lis {zn.}
steek, strik, maas, breisteek {zn.}
steek
strik
maas
breisteek {zn.}
strik
maas
breisteek {zn.}
Steek de straat over.
Steek de straat over.
Steek je tong uit.
Steek je tong uit.
strik, strop {zn.}
strik
strop {zn.}
strop {zn.}
strik {zn.}
strik {zn.}
strikken {ww.}
strikken {ww.}
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
» meer vervoegingen van strikken
strikken {ww.}
strikken {ww.}
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
» meer vervoegingen van strikken
strikken {ww.}
strikken {ww.}
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
» meer vervoegingen van strikken
valstrik, strik {zn.}
valstrik
strik {zn.}
strik {zn.}
Het is een valstrik!
Het is een valstrik!
strikken {ww.}
strikken {ww.}
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
» meer vervoegingen van strikken
lubben, strikken {ww.}
lubben
strikken {ww.}
strikken {ww.}
ik lub
jij lubt
hij/zij/het lubt
ik lub
jij lubt
hij/zij/het lubt
» meer vervoegingen van lubben
strikken, verstrikken {ww.}
strikken
verstrikken {ww.}
verstrikken {ww.}
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
ik strik
jij strikt
hij/zij/het strikt
» meer vervoegingen van strikken