Vertaling van vangen
vatten
pakken
vastpakken
beetnemen
beetkrijgen {ww.}
ik krijg beet
jij krijgt beet
hij/zij/het krijgt beet
ik vang
jij vangt
hij/zij/het vangt
» meer vervoegingen van vangen
ik vang
jij vangt
hij/zij/het vangt
ik vang
jij vangt
hij/zij/het vangt
» meer vervoegingen van vangen
beleggen {ww.}
ik beleg
jij belegt
hij/zij/het belegt
ik vang
jij vangt
hij/zij/het vangt
» meer vervoegingen van vangen
ik vang
jij vangt
hij/zij/het vangt
ik vang
jij vangt
hij/zij/het vangt
» meer vervoegingen van vangen
incasseren
toucheren
opstrijken
beuren
innen {ww.}
ik beur
jij beurt
hij/zij/het beurt
ik vang
jij vangt
hij/zij/het vangt
» meer vervoegingen van vangen
opvangen {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Katten vangen muizen.
Katten vangen muizen.
We zetten vallen om kakkerlakken te vangen.
We zetten vallen om kakkerlakken te vangen.
De kat joeg op de muis, maar kon ze niet vangen.
De kat joeg op de muis, maar kon ze niet vangen.