Vertaling van knopen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
knopen, een knoop leggen {ww.}
knopen
een knoop leggen {ww.}

ik knoop
jij knoopt
hij/zij/het knoopt

ik knoop
jij knoopt
hij/zij/het knoopt
» meer vervoegingen van knopen

Er zitten knopen op het jasje.
Er zitten knopen op het jasje.
Ik hoop dat het me lukt de eindjes aan elkaar te knopen.
Ik hoop dat het me lukt de eindjes aan elkaar te knopen.
knopen, vastknopen, dichtbinden {ww.}
knopen
vastknopen
dichtbinden {ww.}

ik bind dicht
jij bindt dicht
hij/zij/het bindt dicht

ik knoop
jij knoopt
hij/zij/het knoopt
» meer vervoegingen van knopen

In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.
In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.
knopen, aanknopen, vastknopen {ww.}
knopen
aanknopen
vastknopen {ww.}

ik knoop aan
jij knoopt aan
hij/zij/het knoopt aan

ik knoop
jij knoopt
hij/zij/het knoopt
» meer vervoegingen van knopen

knopen {ww.}
knopen {ww.}

ik knoop
jij knoopt
hij/zij/het knoopt

ik knoop
jij knoopt
hij/zij/het knoopt
» meer vervoegingen van knopen

lid, knoop (mv. knopen) [m], gelid, gewricht, geleding [v] {zn.}
lid
knoop (mv. knopen) [m]
gelid
gewricht
geleding [v] {zn.}
Er valt bijna een knoop van je bloes af.
Er valt bijna een knoop van je bloes af.
Ik ben lid van het basketbalteam.
Ik ben lid van het basketbalteam.
knoop (mv. knopen) [m] {zn.}
knoop (mv. knopen) [m] {zn.}
knoop (mv. knopen) [m], knop [m] {zn.}
knoop (mv. knopen) [m]
knop [m] {zn.}
geleding [v], knoest, knoop (mv. knopen) [m], knooppunt, kwast {zn.}
geleding [v]
knoest
knoop (mv. knopen) [m]
knooppunt
kwast {zn.}
knoop [m] (de ~) {zn.}
knoop [m] (de ~) {zn.}
knoop [m] (de ~) {zn.}
knoop [m] (de ~) {zn.}
knoop [m] (de ~) {zn.}
knoop [m] (de ~) {zn.}
knooppunt [o] (het ~), knoop (mv. knopen) {zn.}
knooppunt [o] (het ~)
knoop (mv. knopen) {zn.}
knoop (mv. knopen) {zn.}
knoop (mv. knopen) {zn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Er zitten knopen op het jasje.

Er zitten knopen op het jasje.

Ik hoop dat het me lukt de eindjes aan elkaar te knopen.

Ik hoop dat het me lukt de eindjes aan elkaar te knopen.

In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.

In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.


Gerelateerd aan knopen

een knoop leggen - vastknopen - dichtbinden - aanknopen - lid - knoop - gelid - gewricht - geleding - knop - knoest - knooppunt - kwastvasthechten - produceren - eenheid - schijf - lus - punt - knobbel