Vertaling van steken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
steken, pikken, prikken, priemen {ww.}
steken
pikken
prikken
priemen {ww.}

ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

Vergeet me niet op te pikken om zes uur morgenochtend.
Vergeet me niet op te pikken om zes uur morgenochtend.
Ik kan dingen in een doos steken.
Ik kan dingen in een doos steken.
steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

Bekeken van de zijkant, steken de tanden bovendien naar voren.
Bekeken van de zijkant, steken de tanden bovendien naar voren.
Hij is nu de straat over aan het steken.
Hij is nu de straat over aan het steken.
doen, stellen, stoppen, zetten, plaatsen, leggen, steken {ww.}
doen
stellen
stoppen
zetten
plaatsen
leggen
steken {ww.}

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet
» meer vervoegingen van doen

Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

steken {ww.}
steken {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

indoen, steken, insteken {ww.}
indoen
steken
insteken {ww.}

ik doe in
jij doet in
hij/zij/het doet in

ik doe in
jij doet in
hij/zij/het doet in
» meer vervoegingen van indoen

steken, uitgraven {ww.}
steken
uitgraven {ww.}

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt

ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken

steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
breisteek [m], maas, steek (mv. steken), strik {zn.}
breisteek [m]
maas
steek (mv. steken)
strik {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
prik, steek (mv. steken), stoot {zn.}
prik
steek (mv. steken)
stoot {zn.}
grieven, krenken, steken, kwetsen {ww.}
grieven
krenken
steken
kwetsen {ww.}

ik grief
jij grieft
hij/zij/het grieft

ik grief
jij grieft
hij/zij/het grieft
» meer vervoegingen van grieven

priemen, steken {ww.}
priemen
steken {ww.}

ik priem
jij priemt
hij/zij/het priemt

ik priem
jij priemt
hij/zij/het priemt
» meer vervoegingen van priemen

doen, stoppen, steken {ww.}
doen
stoppen
steken {ww.}

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet
» meer vervoegingen van doen

Je moet stoppen met drinken.
Je moet stoppen met drinken.
Ik kon Tom niet stoppen.
Ik kon Tom niet stoppen.
steek [m] (de ~) {zn.}
steek [m] (de ~) {zn.}
scheut [m] (de ~), pijnscheut [m] (de ~), steek [m] (de ~) {zn.}
scheut [m] (de ~)
pijnscheut [m] (de ~)
steek [m] (de ~) {zn.}
steek (mv. steken), insectenbeet [m] (de ~), insektenbeet {zn.}
steek (mv. steken)
insectenbeet [m] (de ~)
insektenbeet {zn.}
steek [m] (de ~), beddenpan, beddepan, ondersteek [m] (de ~) {zn.}
steek [m] (de ~)
beddenpan
beddepan
ondersteek [m] (de ~) {zn.}
Steek de straat over.
Steek de straat over.
Steek je tong uit.
Steek je tong uit.
steek [m] (de ~), punthoed {zn.}
steek [m] (de ~)
punthoed {zn.}
Laat me niet in de steek zoals de vorige keer.
Laat me niet in de steek zoals de vorige keer.
Ze heeft haar kinderen in de steek gelaten.
Ze heeft haar kinderen in de steek gelaten.
stekeligheid, speldenprik, speldeprik, steek (mv. steken) {zn.}
stekeligheid
speldenprik
speldeprik
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek (mv. steken) {zn.}
steek [m] (de ~) {zn.}
steek [m] (de ~) {zn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik kan dingen in een doos steken.

Ik kan dingen in een doos steken.

Bekeken van de zijkant, steken de tanden bovendien naar voren.

Bekeken van de zijkant, steken de tanden bovendien naar voren.

Hij is nu de straat over aan het steken.

Hij is nu de straat over aan het steken.