Vertaling van prikkelen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
prikkelen {ww.}
prikkelen {ww.}

ik prikkel
jij prikkelt
hij/zij/het prikkelt

ik prikkel
jij prikkelt
hij/zij/het prikkelt
» meer vervoegingen van prikkelen

prikkelen, de sporen geven {ww.}
prikkelen
de sporen geven {ww.}

ik prikkel
jij prikkelt
hij/zij/het prikkelt

ik prikkel
jij prikkelt
hij/zij/het prikkelt
» meer vervoegingen van prikkelen

werken op, verhitten, opwinden, prikkelen, aanwakkeren {ww.}
werken op
verhitten
opwinden
prikkelen
aanwakkeren {ww.}

ik wakker aan
jij wakkert aan
hij/zij/het wakkert aan

ik verhit
jij verhit
hij/zij/het verhit
» meer vervoegingen van verhitten

stimuleren, zwepen, prikkelen, aanvuren, aansporen, aanporren {ww.}
stimuleren
zwepen
prikkelen
aanvuren
aansporen
aanporren {ww.}

ik por aan
jij port aan
hij/zij/het port aan

ik stimuleer
jij stimuleert
hij/zij/het stimuleert
» meer vervoegingen van stimuleren

Naar aanleiding van de demografische gegevens was de regering genoodzaakt een beleid aan te nemen dat het geboortecijfer zou stimuleren.
Naar aanleiding van de demografische gegevens was de regering genoodzaakt een beleid aan te nemen dat het geboortecijfer zou stimuleren.
irriteren, prikkelen, agaceren {ww.}
irriteren
prikkelen
agaceren {ww.}

ik irriteer
jij irriteert
hij/zij/het irriteert

ik irriteer
jij irriteert
hij/zij/het irriteert
» meer vervoegingen van irriteren

Kinderen hebben er een hekel aan om leraren te irriteren.
Kinderen hebben er een hekel aan om leraren te irriteren.
irriteren, sarren, prikkelen, op stang jagen, ophitsen, aanstoken {ww.}
irriteren
sarren
prikkelen
op stang jagen
ophitsen
aanstoken {ww.}

ik stook aan
jij stookt aan
hij/zij/het stookt aan

ik irriteer
jij irriteert
hij/zij/het irriteert
» meer vervoegingen van irriteren