Vertaling van stoot
vuistslag {zn.}
botsing
schok {zn.}
schok
hort {zn.}
slag
klap
tik
schop
houw {zn.}
stoot {zn.}
stoot
drang
por
duw
douw {zn.}
stoot
prik {zn.}
horten
schudden
stoten {ww.}
ik hobbel
jij hobbelt
hij/zij/het hobbelt
ik hobbel
jij hobbelt
hij/zij/het hobbelt
» meer vervoegingen van hobbelen
met de horens stoten {ww.}
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
» meer vervoegingen van stoten
dringen
duwen
stoten {ww.}
ik douw
jij douwt
hij/zij/het douwt
ik douw
jij douwt
hij/zij/het douwt
» meer vervoegingen van douwen
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
» meer vervoegingen van stoten
aanbotsen
bonken
caramboleren
stoten {ww.}
ik bots aan
jij botst aan
hij/zij/het botst aan
ik bots
jij botst
hij/zij/het botst
» meer vervoegingen van botsen
stoten {ww.}
ik schok
jij schokt
hij/zij/het schokt
ik schok
jij schokt
hij/zij/het schokt
» meer vervoegingen van schokken
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
» meer vervoegingen van stoten
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
» meer vervoegingen van stoten
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
» meer vervoegingen van stoten
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
» meer vervoegingen van stoten
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
» meer vervoegingen van stoten
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
ik stoot
jij stoot
hij/zij/het stoot
» meer vervoegingen van stoten
Voorbeelden in zinsverband
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen