Vertaling van aanlopen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
aanlopen {ww.}
aanlopen {ww.}

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen
» meer vervoegingen van aanlopen

aanlopen, oplopen {ww.}
aanlopen
oplopen {ww.}

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen
» meer vervoegingen van aanlopen

aanlopen {ww.}
aanlopen {ww.}

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen
» meer vervoegingen van aanlopen

aanlopen {ww.}
aanlopen {ww.}

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen
» meer vervoegingen van aanlopen

aanloop (mv. aanlopen) [m] {zn.}
aanloop (mv. aanlopen) [m] {zn.}
aanwippen, langslopen, passeren, aanlopen, langskomen, aangaan, binnenwippen, afkomen, langsgaan {ww.}
aanwippen
langslopen
passeren
aanlopen
langskomen
aangaan
binnenwippen
afkomen
langsgaan {ww.}

ik zal aangaan
jij zult aangaan
hij/zij/het zal aangaan

ik zal aanwippen
jij zult aanwippen
hij/zij/het zal aanwippen
» meer vervoegingen van aanwippen

Laten we even bij hem aanwippen.
Laten we even bij hem aanwippen.
opduiken, opdiepen, tegenkomen, aantreffen, stuiten, opduikelen, aanlopen {ww.}
opduiken
opdiepen
tegenkomen
aantreffen
stuiten
opduikelen
aanlopen {ww.}

ik zal aanlopen
jij zult aanlopen
hij/zij/het zal aanlopen

ik zal opduiken
jij zult opduiken
hij/zij/het zal opduiken
» meer vervoegingen van opduiken

Sommige geuren kunnen gemakkelijk jeugdherinneringen laten opduiken.
Sommige geuren kunnen gemakkelijk jeugdherinneringen laten opduiken.
aanloop [m] (de ~) {zn.}
aanloop [m] (de ~) {zn.}
inleiding [v] (de ~), aanloop (mv. aanlopen), introductie [v] (de ~), preambule [m] (de ~) {zn.}
inleiding [v] (de ~)
aanloop (mv. aanlopen)
introductie [v] (de ~)
preambule [m] (de ~) {zn.}
aanloop (mv. aanlopen) [m] (de ~) {zn.}
aanloop (mv. aanlopen) [m] (de ~) {zn.}