Vertaling van hort
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
stoot, schok, hort {zn.}
stoot
schok
hort {zn.}
schok
hort {zn.}
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
schudden, stoten, horten, hobbelen {ww.}
schudden
stoten
horten
hobbelen {ww.}
stoten
horten
hobbelen {ww.}
ik hobbel
jij hobbelt
hij/zij/het hobbelt
ik schud
jij schudt
hij/zij/het schudt
» meer vervoegingen van schudden
Laten we handen schudden.
Laten we handen schudden.
Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.
Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.
stokken, haperen, horten {ww.}
stokken
haperen
horten {ww.}
haperen
horten {ww.}
ik haper
jij hapert
hij/zij/het hapert
ik stok
jij stokt
hij/zij/het stokt
» meer vervoegingen van stokken