Vertaling van pik
pek {zn.}
prik {zn.}
penis
lul
plasser
piemel
snikkel
pik
leuter
jongeheer {zn.}
pikhamer
pikhouweel {zn.}
pikken
prikken
priemen {ww.}
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
ik steek
jij steekt
hij/zij/het steekt
» meer vervoegingen van steken
zingen
fluiten {ww.}
ik fluit
jij fluit
hij/zij/het fluit
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
» meer vervoegingen van pikken
dulden
toelaten
tolereren
velen
verdragen
pikken {ww.}
ik zie aan
jij ziet aan
hij/zij/het ziet aan
ik zie aan
jij ziet aan
hij/zij/het ziet aan
» meer vervoegingen van aanzien
lid
penis
fluit
lul
tampeloeres
tamp
sannie
plasser
zwengel
piemel
piel
leuter
joystick
geslachtsdeel
jongeheer
pik
snikkel
pisser {zn.}
jongen
meneer
heer
baas
vent
kerel
gast
klant
pik
pief
knaap
gabber
broger
basserool
mannetje
heerschap
manspersoon {zn.}
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
» meer vervoegingen van pikken
vreten
aanvaarden
accepteren
nemen
slikken {ww.}
ik aanvaard
jij aanvaardt
hij/zij/het aanvaardt
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
» meer vervoegingen van pikken
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
» meer vervoegingen van pikken
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
ik pik
jij pikt
hij/zij/het pikt
» meer vervoegingen van pikken
dieven
gappen
jatmouzen
jatten
kaaien
klauwen
ontvreemden
ratsen
rausjen
snaaien
snuffelen
weggappen
kapen
pikken {ww.}
ik dief
jij dieft
hij/zij/het dieft
ik steel
jij steelt
hij/zij/het steelt
» meer vervoegingen van stelen