Vervoeging van aanslaan
Onbepaalde wijs (infinitief): aanslaan
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sla aan
- jij slaat aan
- hij/zij/het slaat aan
- wij slaan aan
- jullie slaan aan
- zij slaan aan
Present
- I dim
- you dim
- he/she/it dims
- we dim
- you dim
- they dim
Onvoltooid verleden tijd
- ik sloeg aan
- jij sloeg aan
- hij/zij/het sloeg aan
- wij sloegen aan
- jullie sloegen aan
- zij sloegen aan
Simple past
- I dimmed
- you dimmed
- he/she/it dimmed
- we dimmed
- you dimmed
- they dimmed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeslagen
- jij hebt aangeslagen
- hij/zij/het heeft aangeslagen
- wij hebben aangeslagen
- jullie hebben aangeslagen
- zij hebben aangeslagen
Present perfect
- I have dimmed
- you have dimmed
- he/she/it has dimmed
- we have dimmed
- you have dimmed
- they have dimmed
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeslagen
- jij had aangeslagen
- hij/zij/het had aangeslagen
- wij hadden aangeslagen
- jullie hadden aangeslagen
- zij hadden aangeslagen
Past perfect
- I had dimmed
- you had dimmed
- he/she/it had dimmed
- we had dimmed
- you had dimmed
- they had dimmed
Toekomende tijd I
- ik zal aanslaan
- jij zult aanslaan
- hij/zij/het zal aanslaan
- wij zullen aanslaan
- jullie zullen aanslaan
- zij zullen aanslaan
Future
- I will dim
- you will dim
- he/she/it will dim
- we will dim
- you will dim
- they will dim
Toekomende tijd II
- ik zal aangeslagen hebben
- jij zult aangeslagen hebben
- hij/zij/het zal aangeslagen hebben
- wij zullen aangeslagen hebben
- jullie zullen aangeslagen hebben
- zij zullen aangeslagen hebben
Future perfect
- I will have dimmed
- you will have dimmed
- he/she/it will have dimmed
- we will have dimmed
- you will have dimmed
- they will have dimmed
Conditionalis I
- ik zou aanslaan
- jij zou aanslaan
- hij/zij/het zou aanslaan
- wij zouden aanslaan
- jullie zouden aanslaan
- zij zouden aanslaan
Conditional present
- I would dim
- you would dim
- he/she/it would dim
- we would dim
- you would dim
- they would dim
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeslagen
- jij zou hebben aangeslagen
- hij/zij/het zou hebben aangeslagen
- wij zouden hebben aangeslagen
- jullie zouden hebben aangeslagen
- zij zouden hebben aangeslagen
Conditional perfect
- I would have dimmed
- you would have dimmed
- he/she/it would have dimmed
- we would have dimmed
- you would have dimmed
- they would have dimmed
Imperatief
- jij sla aan
- jullie slaat aan
Imperative
- you dim
- you dim