Vervoeging van aanvallen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanvallen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het valt aan
- zij vallen aan
Präsens Indikativ
- er/sie/es befällt
- sie befallen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het viel aan
- zij vielen aan
Präteritum Indikativ
- er/sie/es befiel
- sie befielen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aangevallen
- zij hebben aangevallen
Perfekt Indikativ
- er/sie/es hat befallen
- sie haben befallen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aangevallen
- zij hadden aangevallen
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es hatte befallen
- sie hatten befallen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanvallen
- zij zullen aanvallen
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird befallen
- sie werden befallen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangevallen hebben
- zij zullen aangevallen hebben
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird befallen haben
- sie werden befallen haben
Conditionalis I
- hij/zij/het zou aanvallen
- zij zouden aanvallen
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde befallen
- sie würden befallen
Conditionalis II
- hij/zij/het zou hebben aangevallen
- zij zouden hebben aangevallen
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde befallen haben
- sie würden befallen haben