Engels

Nederlands

Present

  • I abstract
  • you abstract
  • he/she/it abstracts
  • we abstract
  • you abstract
  • they abstract

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontvreemd
  • jij ontvreemdt
  • hij/zij/het ontvreemdt
  • wij ontvreemden
  • jullie ontvreemden
  • zij ontvreemden

Simple past

  • I abstracted
  • you abstracted
  • he/she/it abstracted
  • we abstracted
  • you abstracted
  • they abstracted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontvreemdde
  • jij ontvreemdde
  • hij/zij/het ontvreemdde
  • wij ontvreemdden
  • jullie ontvreemdden
  • zij ontvreemdden

Present perfect

  • I have abstracted
  • you have abstracted
  • he/she/it has abstracted
  • we have abstracted
  • you have abstracted
  • they have abstracted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontvreemd
  • jij hebt ontvreemd
  • hij/zij/het heeft ontvreemd
  • wij hebben ontvreemd
  • jullie hebben ontvreemd
  • zij hebben ontvreemd

Past perfect

  • I had abstracted
  • you had abstracted
  • he/she/it had abstracted
  • we had abstracted
  • you had abstracted
  • they had abstracted

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontvreemd
  • jij had ontvreemd
  • hij/zij/het had ontvreemd
  • wij hadden ontvreemd
  • jullie hadden ontvreemd
  • zij hadden ontvreemd

Future

  • I will abstract
  • you will abstract
  • he/she/it will abstract
  • we will abstract
  • you will abstract
  • they will abstract

Toekomende tijd I

  • ik zal ontvreemden
  • jij zult ontvreemden
  • hij/zij/het zal ontvreemden
  • wij zullen ontvreemden
  • jullie zullen ontvreemden
  • zij zullen ontvreemden

Future perfect

  • I will have abstracted
  • you will have abstracted
  • he/she/it will have abstracted
  • we will have abstracted
  • you will have abstracted
  • they will have abstracted

Toekomende tijd II

  • ik zal ontvreemd hebben
  • jij zult ontvreemd hebben
  • hij/zij/het zal ontvreemd hebben
  • wij zullen ontvreemd hebben
  • jullie zullen ontvreemd hebben
  • zij zullen ontvreemd hebben

Conditional present

  • I would abstract
  • you would abstract
  • he/she/it would abstract
  • we would abstract
  • you would abstract
  • they would abstract

Conditionalis I

  • ik zou ontvreemden
  • jij zou ontvreemden
  • hij/zij/het zou ontvreemden
  • wij zouden ontvreemden
  • jullie zouden ontvreemden
  • zij zouden ontvreemden

Conditional perfect

  • I would have abstracted
  • you would have abstracted
  • he/she/it would have abstracted
  • we would have abstracted
  • you would have abstracted
  • they would have abstracted

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontvreemd
  • jij zou hebben ontvreemd
  • hij/zij/het zou hebben ontvreemd
  • wij zouden hebben ontvreemd
  • jullie zouden hebben ontvreemd
  • zij zouden hebben ontvreemd

Imperative

  • you abstract
  • you abstract

Imperatief

  • jij ontvreemd
  • jullie ontvreemdt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van abstract