Engels

Nederlands

Present

  • I abstract
  • you abstract
  • he/she/it abstracts
  • we abstract
  • you abstract
  • they abstract

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik besluit
  • jij besluit
  • hij/zij/het besluit
  • wij besluiten
  • jullie besluiten
  • zij besluiten

Simple past

  • I abstracted
  • you abstracted
  • he/she/it abstracted
  • we abstracted
  • you abstracted
  • they abstracted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik besloot
  • jij besloot
  • hij/zij/het besloot
  • wij besloten
  • jullie besloten
  • zij besloten

Present perfect

  • I have abstracted
  • you have abstracted
  • he/she/it has abstracted
  • we have abstracted
  • you have abstracted
  • they have abstracted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb besloten
  • jij hebt besloten
  • hij/zij/het heeft besloten
  • wij hebben besloten
  • jullie hebben besloten
  • zij hebben besloten

Past perfect

  • I had abstracted
  • you had abstracted
  • he/she/it had abstracted
  • we had abstracted
  • you had abstracted
  • they had abstracted

Voltooid verleden tijd

  • ik had besloten
  • jij had besloten
  • hij/zij/het had besloten
  • wij hadden besloten
  • jullie hadden besloten
  • zij hadden besloten

Future

  • I will abstract
  • you will abstract
  • he/she/it will abstract
  • we will abstract
  • you will abstract
  • they will abstract

Toekomende tijd I

  • ik zal besluiten
  • jij zult besluiten
  • hij/zij/het zal besluiten
  • wij zullen besluiten
  • jullie zullen besluiten
  • zij zullen besluiten

Future perfect

  • I will have abstracted
  • you will have abstracted
  • he/she/it will have abstracted
  • we will have abstracted
  • you will have abstracted
  • they will have abstracted

Toekomende tijd II

  • ik zal besloten hebben
  • jij zult besloten hebben
  • hij/zij/het zal besloten hebben
  • wij zullen besloten hebben
  • jullie zullen besloten hebben
  • zij zullen besloten hebben

Conditional present

  • I would abstract
  • you would abstract
  • he/she/it would abstract
  • we would abstract
  • you would abstract
  • they would abstract

Conditionalis I

  • ik zou besluiten
  • jij zou besluiten
  • hij/zij/het zou besluiten
  • wij zouden besluiten
  • jullie zouden besluiten
  • zij zouden besluiten

Conditional perfect

  • I would have abstracted
  • you would have abstracted
  • he/she/it would have abstracted
  • we would have abstracted
  • you would have abstracted
  • they would have abstracted

Conditionalis II

  • ik zou hebben besloten
  • jij zou hebben besloten
  • hij/zij/het zou hebben besloten
  • wij zouden hebben besloten
  • jullie zouden hebben besloten
  • zij zouden hebben besloten

Imperative

  • you abstract
  • you abstract

Imperatief

  • jij besluit
  • jullie besluit

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van abstract