Vervoeging van afstaan

Vertaling: ceder

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sta af
  • jij staat af
  • hij/zij/het staat af
  • wij staan af
  • jullie staan af
  • zij staan af

Indicativo presente

  • yo cedo
  • cedes
  • él/ella cede
  • nosotros cedemos
  • vosotros cedéis
  • ellos/ellas ceden

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stond af
  • jij stond af
  • hij/zij/het stond af
  • wij stonden af
  • jullie stonden af
  • zij stonden af

Indefinido

  • yo cedí
  • cediste
  • él/ella cedió
  • nosotros cedimos
  • vosotros cedisteis
  • ellos/ellas cedieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgestaan
  • jij hebt afgestaan
  • hij/zij/het heeft afgestaan
  • wij hebben afgestaan
  • jullie hebben afgestaan
  • zij hebben afgestaan

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he cedido
  • has cedido
  • él/ella ha cedido
  • nosotros hemos cedido
  • vosotros habéis cedido
  • ellos/ellas han cedido

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgestaan
  • jij had afgestaan
  • hij/zij/het had afgestaan
  • wij hadden afgestaan
  • jullie hadden afgestaan
  • zij hadden afgestaan

Pluscuamperfecto

  • yo había cedido
  • habías cedido
  • él/ella había cedido
  • nosotros habíamos cedido
  • vosotros habíais cedido
  • ellos/ellas habían cedido

Toekomende tijd I

  • ik zal afstaan
  • jij zult afstaan
  • hij/zij/het zal afstaan
  • wij zullen afstaan
  • jullie zullen afstaan
  • zij zullen afstaan

Futuro I

  • yo cederé
  • cederás
  • él/ella cederá
  • nosotros cederemos
  • vosotros cederéis
  • ellos/ellas cederán

Toekomende tijd II

  • ik zal afgestaan hebben
  • jij zult afgestaan hebben
  • hij/zij/het zal afgestaan hebben
  • wij zullen afgestaan hebben
  • jullie zullen afgestaan hebben
  • zij zullen afgestaan hebben

Futuro perfecto

  • yo habré cedido
  • habrás cedido
  • él/ella habrá cedido
  • nosotros habremos cedido
  • vosotros habréis cedido
  • ellos/ellas habrán cedido

Conditionalis I

  • ik zou afstaan
  • jij zou afstaan
  • hij/zij/het zou afstaan
  • wij zouden afstaan
  • jullie zouden afstaan
  • zij zouden afstaan

Condicional

  • yo cedería
  • cederías
  • él/ella cedería
  • nosotros cederíamos
  • vosotros cederíais
  • ellos/ellas cederían

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgestaan
  • jij zou hebben afgestaan
  • hij/zij/het zou hebben afgestaan
  • wij zouden hebben afgestaan
  • jullie zouden hebben afgestaan
  • zij zouden hebben afgestaan

Condicional perfecto

  • yo habría cedido
  • habrías cedido
  • él/ella habría cedido
  • nosotros habríamos cedido
  • vosotros habríais cedido
  • ellos/ellas habrían cedido

Imperatief

  • jij sta af
  • jullie staat af

Imperativo presente

  • cede
  • vosotros ceded

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van afstaan