Vervoeging van amount

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it amounts
  • they amount

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het bedraagt
  • zij bedragen

Simple past

  • he/she/it amounted
  • they amounted

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het bedroeg
  • zij bedroegen

Present perfect

  • he/she/it has amounted
  • they have amounted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft bedragen
  • zij hebben bedragen

Past perfect

  • he/she/it had amounted
  • they had amounted

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had bedragen
  • zij hadden bedragen

Future

  • he/she/it will amount
  • they will amount

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal bedragen
  • zij zult bedragen

Future perfect

  • he/she/it will have amounted
  • they will have amounted

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal bedragen hebben
  • zij zult bedragen hebben

Conditional present

  • he/she/it would amount
  • they would amount

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal bedragen
  • zij zullen bedragen

Conditional perfect

  • he/she/it would have amounted
  • they would have amounted

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben bedragen
  • zij zullen hebben bedragen

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van amount