Vervoeging van bespiegelen
Onbepaalde wijs (infinitief): bespiegelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bespiegel
- jij bespiegelt
- hij/zij/het bespiegelt
- wij bespiegelen
- jullie bespiegelen
- zij bespiegelen
Present
- I contemplate
- you contemplate
- he/she/it contemplates
- we contemplate
- you contemplate
- they contemplate
Onvoltooid verleden tijd
- ik bespiegelde
- jij bespiegelde
- hij/zij/het bespiegelde
- wij bespiegelden
- jullie bespiegelden
- zij bespiegelden
Simple past
- I contemplated
- you contemplated
- he/she/it contemplated
- we contemplated
- you contemplated
- they contemplated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bespiegeld
- jij hebt bespiegeld
- hij/zij/het heeft bespiegeld
- wij hebben bespiegeld
- jullie hebben bespiegeld
- zij hebben bespiegeld
Present perfect
- I have contemplated
- you have contemplated
- he/she/it has contemplated
- we have contemplated
- you have contemplated
- they have contemplated
Voltooid verleden tijd
- ik had bespiegeld
- jij had bespiegeld
- hij/zij/het had bespiegeld
- wij hadden bespiegeld
- jullie hadden bespiegeld
- zij hadden bespiegeld
Past perfect
- I had contemplated
- you had contemplated
- he/she/it had contemplated
- we had contemplated
- you had contemplated
- they had contemplated
Toekomende tijd I
- ik zal bespiegelen
- jij zult bespiegelen
- hij/zij/het zal bespiegelen
- wij zullen bespiegelen
- jullie zullen bespiegelen
- zij zullen bespiegelen
Future
- I will contemplate
- you will contemplate
- he/she/it will contemplate
- we will contemplate
- you will contemplate
- they will contemplate
Toekomende tijd II
- ik zal bespiegeld hebben
- jij zult bespiegeld hebben
- hij/zij/het zal bespiegeld hebben
- wij zullen bespiegeld hebben
- jullie zullen bespiegeld hebben
- zij zullen bespiegeld hebben
Future perfect
- I will have contemplated
- you will have contemplated
- he/she/it will have contemplated
- we will have contemplated
- you will have contemplated
- they will have contemplated
Conditionalis I
- ik zou bespiegelen
- jij zou bespiegelen
- hij/zij/het zou bespiegelen
- wij zouden bespiegelen
- jullie zouden bespiegelen
- zij zouden bespiegelen
Conditional present
- I would contemplate
- you would contemplate
- he/she/it would contemplate
- we would contemplate
- you would contemplate
- they would contemplate
Conditionalis II
- ik zou hebben bespiegeld
- jij zou hebben bespiegeld
- hij/zij/het zou hebben bespiegeld
- wij zouden hebben bespiegeld
- jullie zouden hebben bespiegeld
- zij zouden hebben bespiegeld
Conditional perfect
- I would have contemplated
- you would have contemplated
- he/she/it would have contemplated
- we would have contemplated
- you would have contemplated
- they would have contemplated
Imperatief
- jij bespiegel
- jullie bespiegelt
Imperative
- you contemplate
- you contemplate